VRAAGTEKENS IN PLAATS VAN UITROEPTEKENS
Is er een diagnose van ons kind nodig om ons goed te kunnen begeleiden? Begeleid je ook gezinnen waarin ADHD en/of autisme speelt? Mijn antwoord op de eerste vraag luidt NEE, en op de tweede vraag JA.
Ik houd me niet bezig met diagnoses. Ze zijn voor mijn begeleiding van ouders of leerkrachten niet relevant. En kunnen zelfs misleidend zijn. Achter een diagnose staat een punt, of een uitroepteken.
En dán weet je het wel, toch? Of toch niet?
Ik werk liever met vraagtekens.
Jim (12) heeft de diagnose ADHD, kan moeilijk stil zitten en op zijn beurt wachten, is behept met veel energie, bravoure en charme, vraagt (en krijgt) veel hulp en begeleiding van zijn ouders, is in vergelijking met leeftijdgenoten weinig zelfstandig, vergeet geregeld zijn jas, tas of taakjes, concentreert zich matig op school, is ’s avonds vaak angstig en somber, heeft moeite met inslapen, en klaagt nogal eens over hoofdpijn of andere fysieke malheur. Allemaal verschijnselen die te “verklaren” zijn door zijn ADHD, of door de medicatie die hij daarvoor krijgt. En die ongetwijfeld ooit minder worden of overgaan, met het ouder worden. Maar nu is hij een kind van 12!
Samen met Jim’s ouders kijk ik voorbij deze buitenkant: hoe kunnen we Jim’s binnenkant leren verstaan? Wat zijn zijn sterke eigenschappen en vaardigheden? Wanneer en hoe laat hij die zien? Hoe zien we dat zijn onrust en spanning opbouwt? Welke houding van zijn ouders is dan helpend, tegelijkertijd zijn ontwikkeling activerend? Helpend en niet activerend is als alles voor Jim wordt opgelost. Dat helpt hem vandaag, morgen al niet meer. Helpend en wel activerend is Jim te laten ervaren dat hij heel veel zelf kan: “doe het maar. Ik heb vertrouwen in jou. En ik heb ook verwachtingen van je trouwens. Ik reken erop dat je doet wat je kunt”. Dit vergroot zijn autonomie en helpt hem op de lange termijn.
Met een mix van:
- oprechte nieuwsgierigheid: “hoe werkt het bij jou Jim, wat is jouw verhaal?”
- het benoemen van Jim’s gevoelens en gedrag (waardoor Jim deze zelf leert herkennen, meer grip op zijn stressgevoelens krijgt en er minder door wordt overspoeld),
- liefdevol begrenzen en frustreren (“ik kan en ga dit niet voor je oplossen Jim, dat kan je zelf. Ik denk met je mee, ik heb vertrouwen in je, en ben er om je op te vangen als het echt niet gaat”),
kan Jim een heerlijk kind van 12 zijn, én oefenen voor later. Met vertrouwen in zijn eigen kunnen en de ruggensteun van zijn ouders.